Mijn krachten verdelend zwem ik rustig maar gestaag richting de oever. De bagage hindert me voortdurend tijdens het zwemmen, maar achterlaten is geen optie. Eenmaal op de oever is alles nodig om te kunnen overleven, zowel de veldflessen als de opgerolde deken, de vuurslag, de dolk, en alle andere spullen. Om wat vrijer te kunnen zwemmen trek ik alle kleren uit en stop die in de rugzak, hang de rugzak weer op mijn rug en zwem weer verder. De uren gaan voorbij, maar de oever lijkt maar niet dichter bij te komen. Langzaam zakt de zon achter de bergen weg, de schaduwen worden langer en dan valt na een korte schemering de duisternis in. Ik weet niet hoe het verder moet, finaal uitgeput, maar geen mogelijkheid om te rusten. De rugzak duwt me naar beneden, ik moet doorzwemmen! Gelukkig staat de maan halfwas aan de nachtelijke hemel en zijn in het schaarse licht de bergen achter me te onderscheiden. Zo kan ik toch mijn richting bepalen en de goede kant op zwemmen.
Het haalt echter niet veel uit. Halverwege de nacht ben ik zo uitgeput dat het steeds meer moeite kost om mijn hoofd boven water te houden. Regelmatig krijg ik water binnen, waardoor ik nog meer verzwak. Ik kan niet meer, het is voorbij. Langzaam glijd ik weg in de diepte. Het water sluit zich boven me. De waterplanten strengelen zich om mijn armen en benen en lijken me vast te willen houden op de bodem. Ik vecht en worstel in wilde paniek, maar het ontbreekt me aan kracht. Toch wil ik leven, ik zal leven! De dood zal niet zegevieren. De rugzak doe ik af en zet me af van de bodem. Mijn longen lijken te exploderen ze hebben verse lucht nodig. Met mijn laatste kracht weet ik de oppervlakte te halen. Verse koele lucht stroomt mijn longen binnen terwijl ik op mijn rug drijf en vrij kan ademen en weer een beetje op bij kan komen.
Plotseling bonkt er iets tegen mijn hoofd, het blijkt een grote boomstam te zijn. De hoop die ik hieruit put geeft me kracht om opnieuw naar de bodem te gaan en de rugzak op te halen. Bij de tweede poging komt de rugzak mee naar boven. Ik hijs me op de stam en hang daarna met mijn laatste krachten de rugzak aan een omhoog staande stomp. Dan klamp ik me vast aan de boomstam en val uitgeput in slaap. Drie weken later spoel ik aan op de oever van diep water. 17 kilo lichter geworden, maar nog steeds in leven. De laatste dagen op de boomstam ben ik me steeds meer zorgen gaan maken om de draak die elke avond hoog in de lucht over vliegt.